Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zondag 6 januari 2013

Kruispunt

In gedachten verzonken liep hij door.
Eindeloos was de weg die hij ging.
Het duister was reeds lang gevallen.
Veel mensen liepen langs hem heen.
Hem tegemoet of hem inhalend.
Maar hij merkte ze niet op.
In zichzelf gekeerd.
Gedachten die hem bestormden.
Herinneringen die hem bezig hielden.

Herinneringen.

Van vroeger.
Lang geleden.
Oude tijden.
Gebeurtenissen.
Ontmoetingen.
Conflicten.
Ontroerende momenten.

Ze waren diep weggeborgen in zijn geheugen.
Verstopt in zijn hart.
Maar door ze in het licht van zijn aandacht te brengen, kwamen ze, gekleurd en verdwaasd, weer tevoorschijn.
Vaak vaag.
Soms scherp en helder.
Zo af en toe voelde hij bijna lichamelijk een scheut pijn gaan.
Flarden van woorden kwamen boven, een lied klonk ver weg, gelach van zijn moeder.

Plotseling keerde hij terug in de werkelijkheid.
Versuft schudde hij even met zijn hoofd.
Zijn benen hielden stil.
Zijn ogen begonnen de weg te ontwaren.
De mensen in hun haast van voorbijgaan.
Het verleden gleed langzaam weer terug in zijn herinneringen, vloeiend en traag vervagend.

Een zucht.
Een rilling.
Een diepe ademhaling.
Hij stond stil.
Keek.
Ontwaarde.
Zag.
Doorzag.
In het nu.
Waarin iedereen hem voorbij liep.
Herinneringen weer opgeborgen in het verleden.
Voorbij was de tijd.
Gaan moest hij weer.
Ongenadig lopen naar de onbekende toekomst.


Maar hij wachtte nog even.
Vervreemd in het moment.
Aandachtig afwezig.
Ontworteld.
Eenzaam en alleen.
Verlaten onder een donkere hemel.
Op een kruispunt in de tijd.

Was het verleden echt voorbij?
Hij vroeg het zich bijna hardop af.
Kwamen voorbijgaande gebeurtenissen niet meer terug?
De kostbare, maar ook de pijnlijke momenten?

Hij zag de mensen om zich heen zich haasten in het kunstlicht op de weg, onder een donkere, bewolkte hemel.
Voorbijgangers in de tijd.
Hij stond los van hen.
Te wachten.
Te denken.
Te peinzen.

De tijd ging voorbij.
Onherroepelijk.
Onafwendbaar.
Hij ging daar met de voorbijgangers mee.
Was dat zo of leek het zo?
In ieder geval maakte het hem verdrietig, melancholiek.
Een weeïg gevoel overmande hem.
Alsof hij door stil te staan, de vloed van de tijd wilde stoppen.
Maar kon dat?
Kon hij weer terug, zijn verleden in?
Natuurlijk niet ...
Vertoeven, verpozen, verdwalen, vissen, hengelen, duiken, ja, dat kon.
Even, een ongedacht moment.
Onmerkbaar, gevoelens laten bovenkomen.
Drijven, met de stroom mee.
Driften.
Botsen, rondjes draaien, kopje onder.
Voelen met zijn buik.

Tot zijn wil, zijn bewustzijn, zijn gedachten hem weer in de werkelijkheid trokken.
Het moment nu.
Maar soms, even, kwam de vraag boven, was dat wel de werkelijkheid, het nu?

Nogmaals keek hij om zich heen.
Bewust.
Bedoeld.
Helder.
Maar de mensen hadden geen gezichten.
Hij kende ze niet.
Ze keken niet naar hem.
Ze zagen hem niet.
Hij was er niet.
Het leek een droom.
Een oase van nameloze stilte.

Een nieuwe gedachte drong zich op.
Onweerstaanbaar.
Was het verleden echt weg?
Of bestond het alleen in zijn gedachten?
Was het alleen van hem?
Diep weggeborgen, voor niemand oproepbaar dan voor hemzelf alleen.
Voorzover hij er nog bij kon komen.
Of bleef het ergens bestaan, een gedeeld verleden, opgeslagen op een grote, harde schijf?
Een museum van gebeurtenissen, gesprekken, gevoelens, ja zelfs gedachten?

Hij glimlachte bij de gedachte.
Maar verzonk meteen weer in bespiegelingen.
Hoe zou dat kunnen?
Was alles terug te zoeken?
Opnieuw te beleven?
Te ondergaan?
Te begrijpen wat onbegrepen bleef?
Was er correctie mogelijk?
Herbeleving?

Weer keerde hij terug.
Bevangen door de lichten om hem heen.
Terwijl mensen hem bleven inhalen.
Zwijgend.
Gelaten.
Vervreemd.

Ik lijk wel gek, dacht hij.
Opletten nu.
Doorgaan.
De toekomst tegemoet.

Twee stappen liep hij.
En stond meteen weer stil.
Tot zijn eigen verbazing constateerde hij dat hij zijn doel kwijt was.
Waarom liep hij hier?
Waar zou hij naar toe gaan?
Wat had hij afgesproken en met wie?
Wat gebeurde er met hem?

Hij voelde zich vreemd onthecht van de werkelijkheid.
En toch klopte zijn hart nu duidelijk merkbaar in zijn keel.
Een beetje angstig voelde hij zich worden.
Maar hij wilde het niet toegeven.
Ontworstelde zich eraan, met een duidelijke schreeuw, echoënd in de nacht.
Nu keken de gezichten wel.
Bevreemd.
Vragend.
Maar nog steeds zwijgend.

Hij liet zich gaan, liep mee, met de stroom mee, tegemoet komende mensen ontwijkend.
Hij was zich hyperbewust van de bevreemding.
Hij wist niet wat er was.
Hij vroeg zich duizend dingen tegelijk af.
Maar hij liep mee.
De toekomst in.
Een bizarre, onbekende toekomst.
Hij had geen keus.
De weg was er één zonder kruispunten.
Geen zijwegen te zien.
Geen weg terug.
Althans, die wilde hij niet gaan.
Het verleden was voorbij.
Of dat voorgoed was wist hij niet.
Hij wilde het niet weten ook.

Maar toch, zijn gedachten brachten hem er telkens naar terug.
Geen verdwalende gedachten, zoals eerder, waar hij in weg kon zinken.
Vragende gedachten.
Scherpe, onheilspellende vragen.
Onoplosbare vragen.
Hij werd er onrustig van.
Ongedurig.
Kreeg toch de neiging om weer terug te keren naar het kruispunt.
Waar hij net had stilgestaan.
Tot de realiteit was weergekeerd.

Kruispunt?
Was het een kruispunt?
Waren er zijwegen?
Hij kon het zich niet herinneren.
Vreemd ....

Maar, als het een kruispunt was ...?
Een kruispunt van het nu, het verleden en de toekomst?
Moest hij dan niet terug?
De poort door?
Het kruispunt oversteken?
Wat was dat dan precies?

Weer stopte hij.
Aarzelend.
Bedremmeld.
In de war.
Wat nu?

Er stopte iemand naast hem.
En tegenover hem.
En nog één.
De tijd stond stil.
De mensen keken hem aan.
Er begon er één te glimlachen.
Het moment nu bevroor in een langgerekt ogenblik eeuwigheid.
Er ging een fluistering door de lucht.
Er ging een siddering door zijn lijf.

Toen lachte hij terug.
Ontspannen.
Gedurfd.
Opgelucht.
Langzaam draaide hij zich om.
In het centrum van de aandacht.
In het centrum van de tijd.
Op het kruispunt met de eeuwigheid.
Hij haalde diep adem.
Heel diep.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten