Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zondag 2 oktober 2011

Onkruid


Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer. Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid tevoorschijn. De knechten kwamen de heer des huizes vragen: “Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?” Hij antwoordde: “Dat is het werk van een vijand.” De knechten zeiden tegen hem: “Wilt u dat wij er het onkruid tussenuit wieden?” Hij antwoordde: “Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.’”’ (Matth. 13 : 24-30)
Onkruid vergaat niet, zo luidt het spreekwoord. Als je tuiniert, dan weet je dat de groei van onkruid hardnekkig is. Zo heb je het weggeschoffeld tussen de bloeiende bloemen in je keurig bijgehouden voor- of achtertuin, en zo zie je het een paar dagen later weer tevoorschijn komen, de kop opsteken.

Nou ben ik helemaal geen tuinfanaticus, en ik hou ook helemaal niet van die keurig ingerichte en aangeharkte tuintjes, gevuld met zeer onnatuurlijk aandoende, niet inheemse planten en bloemen, dus zo af en toe prikkel ik wel eens iemand met de opmerking dat ik ook onkruid mooi vind. Of door de vraag stellen, wat is eigenlijk onkruid? Wie bepaalt dat? Is dat niet gewoon een kwestie van smaak?

Omdat onkruid niet mooi is, snel groeit, lastig is te verwijderen, omdat er stekels of prikkels aanzitten?

Het is niet objectief vast te stellen wat onkruid is. Het is een subjectief, persoonlijk onderscheid wat je maakt, of wat men in het algemeen vindt. Omdat het juist het kunstmatige, onnatuurlijke van onze tuintjes aantast.

Er kan veel schoonheid zitten in dat onkruid. Neem bijvoorbeeld een akkerdistel, waar we ons aan kunnen prikken, in volle bloei ziet dat er gewoon fantastisch uit. Niks mis mee. Het is onze fout dat wij die plant af en toe per ongeluk aanraken. Het ligt in de natuurlijke aanleg, de overdraagbare aard om te prikkelen. Het zit gewoon ingebakken in het systeem. En zo geldt dat ook voor andere soorten, die wij onkruid zijn gaan noemen. Brandnetels, distels, stekels en doornen bij diverse planten, paardenbloemen, zilverschoon. Elke soort heeft zijn eigen functie en schoonheid.

De algemeen heersende mening of indeling komt natuurlijk wel ergens vandaan. In een grasland wil je geen paardenbloemen, dat verlaagt de productiviteit, de opbrengst. Omdat wij in onze beschaving aan cultivering zijn gaan doen, het ten nutte make van de natuurlijke middelen, kunnen we tegenkrachten, ook gebaseerd op vermenigvuldiging door zaadzaaiing en wortelschieten, even niet gebruiken. En dus gaan we het bestrijden met middelen die vele malen erger zijn dan de kwaal.

We kunnen er zelfs een theologisch of Bijbels tintje aan geven door Genesis 3 te citeren, God gaf zelf opdracht aan de aarde om doornen en distelen voort te brengen, als straf voor de zonde van Adam en Eva. Het was dus daarvoor niet aanwezig. Het is nog maar de vraag of dit werkelijk zo is. Als je letterlijk leest wat er staat, lijkt het er niet op.
Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten,
je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’ (Gen. 3 : 16-18)
Ik ben geen theoloog, maar het lijkt er hier toch op dat het al bestaande een andere invulling krijgt. De aarde is vervloekt, maar wij moeten er op zwoegen. De bestaande plantenwereld zal zich als het ware tegen ons keren. We moeten moeite gaan doen, zwoegen, zweten, werken. Toch zal de aarde opbrengst geven, zullen we van de planten eten. Het is de mens zelf die is aangetast door de zonde en die wordt gestraft. Het is niet meer onschuldig en ongekunsteld liefhebben en op je gemak wandelen door de hof, hier en daar vruchten plukkend om ervan te eten. Nee, het is op een pijnlijke manier kinderen ter wereld brengen en voor je brood zwoegen. Je krijgt het niet meer zomaar cadeau. Het kost je wat. Zweet, tijd, arbeid, moeite, pijn.

In ons dagelijkse leven ervaren we dat niet altijd meer, rustig en verstandelijk aanwezig achter onze computer. De wereld draait niet meer zozeer om eten, maar om geld. Niet eens meer om beleg op onze boterham. We produceren om onze doelen, altijd maar meer, te kunnen halen. Nut of geen nut, zin of geen zin. Onze mogelijkheden zijn ondertussen zo uitgebreid en geperfectioneerd, dat we de hele wereld zouden kunnen voeden. Maar zo werkt economie niet. Of: zo willen we niet dat het werkt. Er is in onze directe omgeving geen overlevingsdrang meer noodzakelijk, dus vergeten we heel erg makkelijk de andere helft van de wereld. En concentreren we ons op de paar vierkante meter voor onze voordeur, om de eerste indruk, de globale indruk van voorbijgangers of bezoekers, op een kunstmatige wijze te verhogen. Een vorm van maskering, oppoetsen, imagoverbetering?

Ik keer even terug naar Genesis 3. Van goede mensen werden we aangetaste, onvolmaakte, beperkte mensen. We schieten tekort. We voldoen niet meer aan het beeld van God, volmaakt, vlekkeloos en rein. Nog erger is het, we zijn reddeloos, door God verdreven, alleen. Ellendig, arm, blind en naakt. Los van God. Diep in de put. Dood ....

We zijn er kunstenaars in om dat te verzwijgen, te verstoppen, te verdoezelen. Om een masker op te zetten. Te verbergen, te verfraaien, op te poetsen.

Als we de Bijbelse boodschap serieus nemen, dan weten we van dit probleem, deze ernstige situatie waarin we ons bevinden, maar dan hebben we ook van het wonder van de goddelijke oplossing gehoord, de komst van de Zoon van God. Het leven dat weer mogelijk werd door Zijn dood. De redding die er is in het kruis, het offer. Het geloof als rechtvaardiging. De boodschap van de Bijbel, het doel van God in een notedop. Op andere plaatsen op deze blog en elders op internet is meer te lezen over deze levensveranderende waarheid.

Nu zeg ik zomaar even: onkruid kan veranderen. Wat eerst voor het vuur geschikt werd geacht, kan nu in ere hersteld worden. Wat onvolmaakt geworden was, heeft nu weer perspectief, een toekomst. 

Ja, het gaat nog verder, als wij geloven in de Zoon van God, dan is er nu, in dit leven, dit onvolmaakte, gebroken leven, dit aardse bestaan, verandering en verbetering mogelijk. We zijn heiligen geworden, een nieuwe schepping, kinderen van het licht.
Nu u gehoorzaam bent aan de waarheid, is uw hart gelouterd en kunt u oprecht van uw broeders en zusters houden; heb elkaar dan ook onvoorwaardelijk lief, met een zuiver hart, als mensen die opnieuw zijn geboren, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levende en altijd blijvende woord. 1 Petr. 1 : 22, 23)
Betekent dat dan dat we weer volmaakt zijn geworden, zoals vroeger Adam en Eva, in het paradijs? Dat we hier op aarde een hemel kunnen bouwen, het paradijs weer kunnen aanleggen, heroprichten? Nee, beslist niet. Betekent het dan dat we hier een volmaakte kerk kunnen stichten, waar we elkaar als christenen op kunnen zoeken en een (bijna) volmaakte gemeenschap moeten gaan vormen? Dat zij verre, zou Paulus zeggen. 

We zijn gered, maar nog niet volmaakt. De geest is gericht op God, het vlees, het lichaam is nog niet veranderd. Het gaat er om dicht bij de Redder te blijven, Hem te volgen, en zo vrucht te dragen. Door zelf klein te blijven, kan Hij groot worden. Door jezelf aan Hem over te geven, kan Hij door jou heen werken.  Een licht moet zijn licht, het weerkaatste licht van Zijn grote Licht, verspreiden in een duistere omgeving.

Alle lichtjes moeten wel af en toe bij elkaar komen, om zich aan elkaar te warmen, om van brandstof te worden voorzien, om zich te buigen voor het grote Licht, maar daar moet het niet bij blijven. Lichtjes moeten de barre, boze wereld in. Licht uitstralen. Warmte verspreiden. Zichtbaar zijn. Zout moet smaak geven. Onkruid wat kruid geworden is, moet terug naar het onkruid. Getuigen van mogelijkheden, aan de kaak stellen van onvolmaaktheid. Zaad uitdragen en verspreiden. Vruchtbaar zijn.

Beseffend dat we onvolmaakt zijn, maar ook strevend naar heiliging en reiniging voor jezelf. En tegelijkertijd mild zijn voor de anderen. Bewogen. Open. Gericht op de nood, de vragen, de hunkering, de eenzaamheid. Op zoek naar zoekers. Bereid om verantwoording af te leggen. Wegwijzer te zijn.
Omdat ons deze beloften zijn gegeven, geliefde broeders en zusters, moeten we onszelf reinigen van alle lichamelijke en geestelijke smetten en vol ontzag voor God ons hele leven heiligen. (2 Kor. 7 : 1)
In gebed telkens weer de schakeling te maken tussen wat je om je heen ziet en wat niet te zien is.Tussen aanschouwen en geloven. Tussen de werkelijkheid en de belofte. Wisselen van perspectief, continu, onophoudelijk. In besef dat jij het niet kunt veranderen, maar wel middel mag zijn. Dat God machtig is en alles in de hand heeft. Dat er hoop is, zolang er leven is.

Er zijn de laatste weken nogal wat internetdiscussies gaande over de toekomst en het perspectief voor de kerk, over wat er precies gebeurt in de kerk, het heilige of het heerlijke (of juist niet), over kerkverlating en de jeugd. Er zijn mooie initiatieven op sommige plaatsen, er wordt gezocht naar nieuwe vormen om mensen te bereiken, met name in de grote steden. Er zijn veel mensen die teleurgesteld zijn geraakt in de kerk of in kerkmensen. Er zijn heel veel mensen die om heel verschillende redenen afhaken. Er zijn kerken waar alles continu aan het veranderen is. Er zijn ook kerken waar al eeuwenlang niets veranderd is. Het lijkt wel of alles zowel in beweging is als muurvast zit.

Ach, zouden we maar meer beseffen dat we niet moeten proberen kerkje te spelen, maar kruid mogen zijn te midden van onkruid, dat, tot aan de oogst, nog de mogelijkheid heeft ook tot kruid te veranderen. Ziende op het Lam. 

Maar dan moeten we wel minder tot onszelf inkeren en elkaars warmte opzoeken, hoe nodig ook op zijn tijd, en meer en meer naar buiten treden, er op uit gaan. Minder navelstaren. Er moet gezaaid worden. Er moet vrucht gedragen worden. Tot eer van de grote Zaaier. De velden zijn wit om te oogsten, maar waar zijn de arbeiders?

Ben ik een arbeider? Een bidder? Een zaaier? Een licht?

Ben ik onkruid of kruid?

Vertrouw ik op Hem? Leg ik mijn leven in zijn hand?

Zie ik de hoop die er is te midden van de wanhoop? Zie ik de mogelijkheden waar niets meer is? Omdat er een God is, bij Wie alle dingen mogelijk zijn? Ja, alleen om die reden is er hoop voor onkruid ...!
Aan Hem die bij machte is u kracht te geven, overeenkomstig het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig, overeenkomstig de onthulling van het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is, maar dat nu is geopenbaard en op bevel van de eeuwige God door de geschriften van de profeten bij alle volken bekend is geworden om ze tot gehoorzaamheid en geloof te brengen – aan Hem, de enige, alwijze God, komt de eer toe, door Jezus Christus, tot in eeuwigheid. Amen. (Rom. 16 : 25-27)

1 opmerking: