Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zondag 25 december 2011

Geboren om dood te gaan

The cross must be raised again at the center of the marketplace as well as on the steeple of the church. I am claiming that Jesus was not crucified in a cathedral between two candles, but on a cross between two thieves; on the town garbage heap, at a crossroads so cosmopolitan they had to write His title in Hebrew, Latin, and Greek. At the kind of place where cynics talk smut, and thieves curse, and soldiers gamble, because that is where He died and that is what he died about and that is where churchmen ought to be and what churchmen should be about. (rev. George MacLeod – founder of the Iona community)
Vorige week kwam ik bovenstaand citaat tegen op de site/weblog 'Eeuwigheid' van Jan Wolsheimer. Een prachtig citaat, dat mooi verwoordt wat de taak en de opdracht van de kerk van Jezus Christus is, maar dat tegelijk schrijnend en vlijmscherp laat zien, hoe dat ideaalbeeld van diezelfde kerk in schrille tegenspraak is met de alledaagse werkelijkheid. Dat kwam wel even bij mij binnen, zelfs bij mij zou ik bijna zeggen, die toch al redelijk kritisch staat tegenover de al aardig tot instituut geworden kerk, waar ik nochtans met hart en ziel deel van uit maak en van wil blijven uit maken. Hoe ziek, slaperig of afgedwaald die kerk ook is.

Het is Kerst. Christus kwam naar de aarde, in het vlees, werd mens. Daar is niets romantisch of idyllisch aan. Want Hij kwam er om te sterven, dat was Zijn opdracht. Hij kwam om doden leven aan te bieden, blinden ziende te maken, doven horend, verlorenen redding te schenken. De geboorte is niet los verkrijgbaar, geen sfeertje wat je op kan hangen of waar je in kan duiken. En vervolgens weer achter je laten. Met een zucht, gelukkig, het is weer voorbij. We gaan weer over tot de orde van de dag.

Dat is wat mij in deze dagen tegenstaat aan alle toeters en bellen, alle opgefokte entourage, de reclamefake van kunstlicht en opgepoetste ijdelheid. Het Woord is vlees geworden, ja. Goddelijk wonder. Dichterbij de mens gekomen dan de mens zelf kon komen. Maar we eten ons vol met vlees en vergeten maar al te snel het Woord. Als we het al horen, gaat het vaak langs ons heen, omdat het o zo bekende woorden zijn, die ons niet meer raken. Ze glijden af als water van een eendelijf.

Nee, Kerst heeft met Pasen te maken, met Goede Vrijdag, met Hemelvaart, met de Wederkomst. Christus werd geboren om dood te gaan. En tegelijkertijd, laten we dat goed beseffen, zijn dat geen objectieve heilsfeiten, die we van een afstandje kunnen aanschouwen, uit gewoonte meevieren, gedenken. Nee, het raakt ons leven, het legt de kaalheid, de naaktheid, de doelloosheid van een leven zonder God akelig helder bloot. Maar ook, het toont de ongelooflijke liefde van de Schepper, de Vader, die Zijn Zoon zond om orde op zaken te stellen, Zichzelf weg te schenken, als offer. Midden in de gebrokenheid, de zonden, de duisternis, kwam Hij Zichzelf geven, aanbieden. Hoe tegendraads, een Machtige God, die Zichzelf door zwakheid openbaart.

Telkens weer is de ontmoeting van God met mensen in de Bijbel een overdonderende, alles op zijn kop zettende kennismaking met het wonder van genade, liefde en ontferming. Adembenemend. Levensveranderend.

In heel de Bijbel wordt vooruitgewezen naar, geprofeteerd over de komende komst en aanbieding van redding, we mogen er aan de hand van vier getuigenissen bijna live bij zijn, we krijgen er een uitgebreide uitleg bij, een handleiding, een levenswijzer. We krijgen zelfs nog een doorkijkje cadeau over de nabije toekomst, als de tijd ophoudt te bestaan, het eeuwigheid is geworden en het geslachte Lam als Koning wordt geƫerd en lof krijgt toegezongen.

Als dit allemaal zo is, en we geloven erin, dan moet dat dus ook betekenis krijgen in ons dagelijks leven, in de manier waarop we als christenen vorm geven aan onze opdracht om uit te gaan, naar buiten te treden, die boodschap handen en voeten geven, maar ook woorden proberen te vinden om deze diepe boodschap ook aan anderen bekend te maken. Door ons heen naar buiten.

En hier haper ik. Hier moet ik even stil staan. Aarzelend. Ik wil niet te snel oordelen, niet te kritisch zijn, niet te grof alles afbranden.

Maar als ik om me heen kijk, hoe we een natuurlijke neiging, om onszelf terug te trekken binnen veilige muren om even gevoed, getroost en geleerd te worden, zo hebben vorm gegeven, dat we vervolgens niet meer buiten lijken te komen, dan kan ik toch ook niet anders doen dan concluderen dat dat beeld niet overeenstemt met het hierboven aangehaalde citaat van George MacLeod.

De kerk op het marktplein. Jezus tussen twee misdadigers. Op de vuilnisbelt. Voor iedereen zichtbaar, op een openbaar kruispunt van drukke wegen, niet in de stilte van de kerk. Het opschrift boven Zijn hoofd vertaald in vele talen, opdat iedereen het begrijpen zal. Midden tussen cynische veroordelers, spottende betweters, vloekende misdadigers, gokkende soldaten. Dat is de plaats waar Jezus was. Stierf.

Dat zou ook de plek moeten zijn waar de kerk, de kerkmens, de christen weer zichtbaar en hoorbaar is. Aanwezig. Met de voeten in de modder. Met de ogen gericht op degenen die het niet willen horen, of juist wel. Je kunt dat nooit aan de buitenkant zien. Je merkt het pas als je met mensen spreekt, ze niet veroordelend ontmoet.

Natuurlijk, wij denken aan hen, wij geven voor armoede, wij bidden regelmatig. Maar geven wij ook vanuit ons leven, vanuit de ontmoeting, vanuit de ontlediging van onze veiligheid? Durven we uit onze comfort-zone te stappen? Kostte wat het kosten mag. Hebben wij er alles voor over om anderen te wijzen op het wonder, van genade, liefde en vrijheid? Zelfs ons leven?

Ik weet het, ik stel moeilijke vragen, ook aan mezelf. Er zijn geen standaardantwoorden. Geen goedkope one-liners. Ik heb op bovenvermeld citaat op de site gereageerd met het volgende antwoord, en meer is er eigenlijk niet over te zeggen. Het moet tot inkeer en bezinning brengen. En uiteindelijk tot actie.

Maar hoe, en wat? Ik weet het niet. Echt niet.
Amechtig, verstard en verward, fluister ik: "Amen. Maar hoe, o God, en waar en hoe? Moet ik dan hier, aan het eind van mijn Latijn, echt alles loslaten, om bij U te kunnen zijn? Midden in de gebrokenheid, poten in de modder, duister om mij heen?" En U, U kijkt. En zegt alleen: ‘Heb je mij lief?’

1 opmerking:

  1. 'De kerk op het marktplein', dat zijn toch eigenlijk jij en ik op ons werk?! We vertegenwoordigen Hem, niet binnen de muren waarbinnen iedereen Hem hopleijk kent, maar juist buiten de muren waar de meeste mensen geen idee hebben. Herkenbaar zijn als broer of zus van Jezus...

    BeantwoordenVerwijderen